Bonusjuffen en -meesters staan basisschoolleerlingen digitaal bij

Tekst: Romanca van Vuure (CNV Connectief)

In de coronaperiode moest het onderwijs razendsnel worden gedigitaliseerd. Hierdoor dreigde een deel van de basisschoolleerlingen achterop te raken. Daarom springen de studenten Anfal Alfartosy (24) en Jari Bezembinder (23) digitaal bij, samen met heel wat andere studenten uit Zwolle.

Met de laptop op tafel, webcam aan en mobiel in de hand. Bonusjuf Anfal is eerstejaarsstudent Social Work op Hogeschool Windesheim in Zwolle en zit aan haar keukentafel. Ze begeleidt een 10-jarige Syrische jongen die net in Nederland is komen wonen. Door de maatregelen in de strijd tegen het virus, heeft hij nog niet fysiek kunnen starten op een basisschool in Zwolle. De student spreekt Arabisch en kan de jongen daarom helpen bij het leren van de Nederlandse taal en bij het maken van online oefeningen. Jari geeft huiswerkbegeleiding vanachter zijn bureau in zijn slaapkamer. Hij is tweedejaarsstudent Social Work. Hij helpt een meisje uit groep vier en haar broer uit groep zes. ‘De ouders spreken bijna geen Nederlands en kunnen de kinderen daarom niet helpen bij het maken van huiswerk’, vertelt hij. ‘Ik ben blij dat ik een steentje kan bijdragen.’

Bonusjuf of -meester

Door het lesgeven op afstand dreigde een deel van de basisschoolleerlingen verder achterop te raken ten opzichte van klasgenootjes. Bijvoorbeeld kinderen uit kwetsbare gezinnen of waar Nederlands de tweede taal is binnen het gezin. Juffen en meesters konden leerlingen om wie zij zich zorgen maakten, aanmelden bij de organisatie Travers Welzijn. Door het bestaande netwerk en contacten van de organisatie konden ze extra hulp snel organiseren. Meer dan honderd studenten van onder andere Viaa, de Katholieke Pabo en Hogeschool Windesheim in Zwolle reageerden enthousiast op de oproep. Inmiddels heeft de organisatie 75 basisschoolleerlingen aan een bonusjuf of -meester gekoppeld.

Leerachterstand voorkomen

‘Het kost wel wat tijd, maar ik vind het belangrijk dat kinderen geen leerachterstand oplopen’, vertelt Jari over zijn motivatie. Hij twijfelde dan ook geen moment toen de oproep van Travers Welzijn voorbij kwam. ‘Ik help de leraren op deze manier graag. En, ik leer hier zelf ook van. Bijvoorbeeld hoe ik het tijdig signaleer als een van de twee even geen aandacht heeft en hoe ik ze dan wel motiveer.’ Net zoals Jari, vindt Anfal het belangrijk om leerachterstand bij kinderen te voorkomen. In eerste instantie heeft ze zichzelf opgegeven, omdat ze een alternatief zocht voor haar stage. Die moest ze door de coronamaatregelen vroegtijdig afbreken. ‘Ik wil later ook werken met kinderen. Dit leek mij dan ook een leuk en leerzaam alternatief. Tot nu toe leer ik er zelf ook veel van, zoals kijken naar situaties vanuit een ander perspectief en rustig blijven als de jongen wat extra uitleg nodig heeft.’

Ganzenbordspel

De studenten krijgen instructie van de leerkracht, maar worden vrij gelaten in hoe ze invulling geven aan de begeleiding. Jari: ‘De jongen heeft moeite met rekenen en begrijpend lezen. Het zusje ook. Ik heb daar ook mailcontact over met haar lerares. Die heeft mij punten gestuurd waarop ik kan letten.’ Hij kan het zich voorstellen dat kinderen tegen huiswerk opzien. Hij probeert het dan ook interessant te houden met zelf bedachte opdrachten en spelletjes. ‘Ik heb als kennismaking bijvoorbeeld een ganzenbordspel met ze gedaan. Ik gebruikte daarvoor een digitale dobbelsteen en verzon bij elk vakje een vraag. Zo vertelden we om de beurt iets over onszelf. Dat speelse en creatieve, daar krijg ik veel energie van en ze vonden het hartstikke leuk.’

Samen met de vader

Door de taalbarrière spreekt Jari de ouders niet, maar het contact met de kinderen verloopt soepel. ‘Je bouwt een band met ze op. Het is gezellig. De kinderen helpen elkaar nu ook als het even niet lukt. Dat probeer ik zoveel mogelijk te stimuleren.’ Anfal heeft regelmatig contact met de vader van het jongetje. ‘Hij zit er eigenlijk altijd bij, want hij houdt de camera vast. Op die manier zie ik of de jongen de opdrachten goed maakt. Ze leren allebei Nederlands. Zijn vader is wel iets verder en heeft het jongetje bijvoorbeeld al getallen, maanden en dagen in het Nederlands geleerd.’

Vooruitgang

Ondanks dat de leerlingen weer gedeeltelijk naar school mogen, spreken de studenten de kinderen nog dagelijks voor het ‘huiswerkuurtje’. Jari: ‘Het meisje was in het begin niet zo goed in bepaalde sommen. Na wat oefenen en herhalen, maakt ze de opdrachten nu zelf en heeft ze mijn hulp bij dit onderdeel niet meer nodig. Ja, die ontwikkeling vind ik prachtig om te zien. Zolang ze mijn hulp kunnen gebruiken, blijf ik dit doen.’

‘Elke week vul ik een logboekje in, met wat ik die week heb gedaan, wat mij opviel en of ik nog vragen of hulp nodig heb’, vertelt Anfal enthousiast. ‘Travers Welzijn kijkt ernaar en stuurt vragen eventueel door naar de leraar. Ik krijg altijd antwoord en vaak een enthousiaste reactie op mijn verhalen. Ik krijg daardoor echt het idee dat ze mijn werk waarderen.’ Het leukste aan dit werk vindt ze de positieve ontwikkeling van het jongetje. Anfal: ‘Ik zie dat hij steeds beter wordt en dat ik hem echt iets leer. Hij gaat inmiddels
naar school en krijgt elke dag een paar uur Nederlands. Ik help hem nog steeds en ben ook gevraagd om hem in de zomer nog te begeleiden. Dat lijkt me erg leuk.’